Het recht van de snelste

Uitgelezen boek. Thalia Verkade, journalist bij ‘de Correspondent’, neemt je mee in haar vragen, gedachten en twijfels betreffende het verkeer, de (on)veiligheid, de inrichting van de publieke ruimte en de toekomst van mobiliteit. Een proces van 3 jaar. Ze wordt bijgestaan door Marco te Brömmelstroet a.k.a. de fietsprofessor.

Niet de mens, maar de technische modellen, rekenregels en richtlijnen staan centraal: het verkeersnetwerk wordt versimpeld tot pijpleidingensysteem.

Thalia beschrijft haar gevoel naar aanleiding van de eerste dode bij een aanrijding met een zelfrijdende auto: “dat straten worden overgenomen door machines, en mensen hun vrijheid, invloed en daarmee hun menselijkheid verliezen, totdat er enkel nog slaafse consumenten van snelheid van ze over zijn.” Is dit al niet het geval vanaf de eerste auto?

De verantwoordelijkheid voor de veiligheid is verschoven naar de kwetsbare partij. Dat proces is al 100 jaar gaande, getuige deze brief van de ANWB uit 1924. Aan de hand van schoolplaten moest het onderwijs de kinderen onderrichten in hoe je je dient te gedragen in het verkeer. Eén van de schoolplaten toont een voorbeeld van het in het boek aangestipte begrip ‘jaywalking’:
Het boek beschrijft de (re)constructie van de betekeniswolk bij Thalia betreffende verkeer. Een samenvatting geven is daarom voor mij niet mogelijk. Hoofdstuk 3 ‘het verhaal dat niet wordt verteld’ grijpt je naar de strot. Hoofdstuk 5 ‘verkering’ is een soort taalspel met termen als voorruitperspectief en treinfietser (ben ik – zonder dit te weten – meer dan 10 jaren geweest). De taal vormt onze betekenisgeving (volgens de auto-maat). Voortbordurend op de gedachte van verkering: de fiets is mijn veloofde (geen typefout).
Kortom: kopen en lezen!

In de terminologie van Thijs Homan: dit boek morrelt aan je betekeniswolk. Verkeer is als zoiets als het poly basketbal van Homan: meerdere teams, meerdere ballen, spelers buiten het veld terwijl de scheidsrechter (lees: instituten als CROW en ANWB) trachten het speelveld en de spelregels vast te stellen. De werkelijkheid is (of zou moeten zijn) dat de spelers het spel bepalen! Meer ‘play’; minder ‘game’.

Dit boek past in mijn betekeniswereld. Deze is hierdoor alleen maar versterkt. De vraag die bij mij naar boven komt, is of – en zo ja hoe – de beleidsmakers dit boek lezen.